woensdag 23 november 2011

Brein en leren

Dat het brein een buitengewoon belangrijke rol speelt in ons leven, is een bekend gegeven. Daarmee is het onderdeel van het menselijk lichaam waar we het minst van weten en dat het minst te doorgronden is van cruciaal belang voor bijna alles wat we doen. Thuis, onderweg, op vakantie, maar natuurlijk ook op school. Juist de laatste jaren zien we dat breinwetenschappers zich nadrukkelijk bezig houden met leren en schoolsucces. Hier en daar levert dit interessante, bruikbare en soms zelfs vermakelijke inzichten op. Toch gaapt er een enorme kloof tussen breinwetenschappers enerzijds en onderwijswetenschappers anderszijds.

Onderwijswetenschappers weten vaak te weinig van de meest recente ontwikkelingen op het gebied van de ontwikkeling en werking van de hersenen. Breinwetenschappers zijn echter zelden in staat om hun ideeën door te vertalen naar beter onderwijs, omdat ze niet thuis zijn in de didactische en organisatorische context van de school. Dit is de kloof die de komende jaren gedicht moet worden en dat zal ook gebeuren. Vooral door naar elkaar te luisteren en in discussie te gaan. Om vervolgens te komen tot praktische en gedeelde inzichten waar onderwijsgevenden, onderwijsontwikkelaars en beleidsmakers mee vooruit kunnen.

Literatuur:

Jolles, J. (2011). Ellis en het verbreinen.
Swaab, D. (2011). Wij zijn ons brein.

zaterdag 29 oktober 2011

De referentieniveaus: een drieluik

Het zal niemand zijn ontgaan. Het werk van de commissie Meijereink heeft via een rapport en een referentiekader enige tijd terug een wettelijke status bereikt. En dus gaan we allemaal werken aan de doorlopende leerlijnen door de referentieniveaus in te voeren. Maar wat is er nu precies aan de hand en wat verandert er nu exact? Moeten we als school nu veel tijd gaan steken in een grootschalig vernieuwingsproject over dit onderwerp? Of is dit niet nodig en kunnen we onze innovatieve aandacht beter op andere zaken richten? Bekijk de onderstaande discussiefilms.

De eerste film gaat over wat de referentieniveaus precies zijn en welk doel ze hebben.



De tweede film gaat over de kansen en de risico's bij het invoeren van de referentieniveaus.



De derde film gaat over het implementeren van de referentieniveaus. Wat moet er gebeuren en welke stappen kunnen gezet worden?



Bekijk de films, praat er met elkaar over en trek de conclusies die passen bij uw specifieke schoolsituatie.

Op basis van de films hebben we ook een interactieve checklist gemaakt. Deze kan gebruikt worden om samen periodiek na te gaan of de invoering van de referentieniveaus gebeurt in lijn met de inhoud van de films.

Met dank aan Kees Vernooij en Cees Hereijgens.

Literatuur:

  • CPB (2011). Niveau onderwijs daalt. Vooral beste leerlingen blijven achter. 
  • Meijerink e.a.(2007). Over drempels met taal en rekenen. 
  • Meijerink e.a.(2009). Referentiekader taal en rekenen. 
  • Ministerie van OC&W (2006). Kerndoelen primair onderwijs. 
  • SLO (2011). Leerstoflijnen beschreven. 
  • Vernooij (2007). De meeste leesproblemen zijn kwaliteitsproblemen. 
  • Vernooij (2009). Lezen stopt nooit. Van een stagnerende naar een doorgaande leesontwikkeling voor risicolezers.
  • Vernooij (2011). Wat bepaalt goede leeropbrengsten? 

maandag 22 augustus 2011

Interactief hardop denken

Begrijpend lezen is een lastig vak. Het is niet mogelijk om voor 100 procent te doorgronden wat er in hoofden gebeurt bij het ontstaan van leesbegrip. Dit heeft ook gevolgen voor de mogelijkheden om kinderen binnen het onderwijs betere begrijpend lezers te laten worden. Denk bijvoorbeeld aan de leerlijnen, de lesdoelen, de uitleg en de opdrachten die hiervoor gebruikt kunnen worden. Op het gebied van de instructiemogelijkheden is steeds duidelijker geworden dat kinderen vooral baat hebben bij het hardop bespreken van de manier waarop het lezen van een tekst aangepakt kan worden. In de volksmond heet dat hardop denken en de internationale term hiervoor is modeling. Maar hardop denken zelf kan ook weer op een aantal manieren. Van zeer leerkrachtgestuurd tot behoorlijk interactief. De onderstaande discussiefilm gaat hier verder op in en houdt een pleidooi voor de interactieve benadering van begrijpend leesinstructie.

maandag 6 juni 2011

De leerkracht maakt het verschil

De invloed van de leerkracht op de leerprestaties van kinderen is nauwelijks te overschatten. Recent onderzoek toont duidelijk aan dat deze invloed verder gaat dan die van de thuissituatie, de specifieke schoolsituatie en de medeleerlingen. Met recht kan dus gezegd worden dat leerkrachten het verschil maken. Maar wat onderscheidt een goede leerkracht? Welke eigenschappen hebben ze en welke keuzes maken ze? Is het een kwestie van veel ervaring hebben of doet dat er niet eens zoveel toe? Hierover gaat de volgende discussiefilm. Met dank aan u: de leerkracht die het verschil maakt.

Met dank aan Kees Vernooij.



Literatuur:
  • Cöp, J. (2010). Interactiever leren met het digibord.
  • Hattie, J. (2003). Teachers Make a Difference: What is the Research Evidence?
  • Hattie, J (2005) ‘What is the Nature of Evidence that Makes a Difference to Learning?
  • Hattie, J. & Timperly, H. (2007). The power of feedback.
  • Hattie, J. (2009). Visible learning. A synthesis of over 800 meta-analysis relating to achievement. (zie leestips)
  • Jolles, J. (2006). Over ‘brein en leren’ in relatie tot onderwijsontwikkeling.
  • Jolles, J. (2010). Ellis en het verbreinen. Over hersenen, gedrag en educatie’. (zie leestips)
  • Vernooij, K. (2007). Elk kind een lezer.
  • Vernooij, K. (2008). Instructie en risicolezers.

maandag 14 februari 2011

De kracht van effectieve instructie

In iedere klas zijn er (grote) verschillen tussen leerlingen. Om tegemoet te komen aan deze verschillen zal het onderwijs afgestemd moeten worden op de verschillende onderwijsbehoeften die kinderen hebben. Effectieve instructie op maat is hierbij noodzakelijk. Deze discussiefilm gaat in op de kenmerken van effectieve instructie. Tevens wordt aangegeven hoe dit gerealiseerd kan worden zonder terecht te komen in een zeer complexe klassenorganisatie.

vrijdag 4 februari 2011

Doelgericht onderwijs innoveren

Nogal wat (vermeende) onderwijsinnovaties leiden nooit tot echte verbeteringen achter de klasdeur. Hoe is het toch mogelijk dat zoveel dure, tijdrovende en arbeidsintensieve projecten nooit het beoogde einddoel bereiken? Minstens een deel van het antwoord hierop is dat veel vernieuwingen multidimensionaal en overambitieus worden ingezet. Doelgericht onderwijs innoveren betekent dat de verniewing concreet, duidelijk en behapbaar zal moeten zijn. Bijvoorbeeld door minder dimensies tegelijkertijd mee te nemen en exact te benoemen hoe de gewenste situatie eruit zal moeten zien. Deze discussiefilm hoopt hieraan een bijdrage te leveren. Er worden elf dimensies van onderwijsvernieuwing geschetst. Per dimensie wordt daarbij ook de globale trend aangegeven.